Politici moeten kiezen voor uitkeringen boven armoedegrens

Om onder de armoedegrens te vallen moet je volgens Europa bijzonder weinig verdienen. Een alleenstaande is arm als hij/zij minder dan 1000 euro per maand verdient. Een gezin met twee kinderen is arm met een inkomen van minder dan 2101 euro per maand. Reken maar uit hoe weinig dat is. Toch leeft 15 procent van de Belgen onder die grens.

Het blijven schokkende cijfers. In Vlaanderen leeft 10 procent van de mensen onder de armoedegrens, in Wallonië 20 procent, in Brussel loopt het zelfs op tot bijna 40 procent.

Armoede gaat over veel meer dan een inkomen alleen, maar met een te laag inkomen ben je steeds gezien. Stel dat je wil solliciteren of een job wil aannemen met onregelmatige uren of op enkele kilometer van het dichtstbijzijnde station. Hoe doe je dat als je geen geld hebt voor je vervoer of als je de kinderopvang niet kan betalen?
En wat doe je als je in de penarie zit met je huishuur en de hoge energierekening van je niet al te beste huurwoning? Dat betekent dat je moet besparen op eten en op school- of dokterskosten. En als dat niet meer kan: in de schulden geraken, je woning verliezen… Met een te laag inkomen ben je dag in dag uit aan het overleven, met de nodige stress en gezondheidsproblemen van dien. Vooruitkomen, voor jezelf en je familie iets opbouwen dat toelaat om definitief uit de armoede te raken is dan uiterst moeilijk en zeer vaak onmogelijk.
De afbeelding wordt ingeladen.
Al wie de realiteit van mensen in armoede kent, weet dat een waardig minimuminkomen geen ‘hangmat’ is, maar een absolute voorwaarde om definitief uit de armoede te kúnnen ontsnappen.
Het leefloon, een groot deel van de uitkeringen voor mensen met een handicap (sinds begin dit jaar ook de werkloosheidsuitkeringen voor langdurig werklozen) ligt vér onder de armoedegrens. De inkomensgarantie voor ouderen ligt – al naargelang de bril waarmee je kijkt – net op of net onder die grens.
En dan hebben we het enkel over mensen die ‘de volle pot’ krijgen, niet over mensen die het met een deeltijdse werkloosheidsuitkering moeten doen maar die om een of andere reden niet tot het leefloon krijgen aangevuld. We hebben het niet over jongeren die wachten op een inschakelingsuitkering, niet over mensen met schulden die moeten terugvallen op ‘leefgeld’ van nauwelijks enkele tientallen euro per week, niet over daklozen of mensen zonder papieren zonder enig inkomen, niet over mensen die deeltijds werken, of die vandaag wat interimwerk doen en morgen weer enkele weken zonder werk zitten…
De eerste en belangrijkste stap om hier iets aan te doen is nochtans simpel. Trek alle sociale uitkeringen op tot ze minstens boven de armoedegrens uitkomen. Het Rekenhof berekende in 2008 dat dit 1,25 miljard euro zou kosten. Met een indexering van 20 procent komen we dan vandaag uit bij een bedrag van om en bij de 1,5 miljard euro. Geen klein bier in budgettair krappe tijden, zegt u? Het Netwerk tegen Armoede zegt: waar een wil is, is een weg. Recent nog kende de federale regering in het kader van het competitiviteitspact 1,35 miljard euro lastenverlagingen toe aan de bedrijven, de notionele interestaftrek kost de schatkist jaarlijks tot 6 miljard euro…
Het Netwerk tegen Armoede vraagt onze politici om kleur te bekennen. Zonder het optrekken van de laagste uitkeringen tot boven de armoedegrens is alle armoedebestrijding rommelen in de marge. En neen: wij geloven al lang niet meer in goede voornemens alleen. Beste politici, als het u menens is, dan schrijft u dit na 25 mei in uw regeerakkoord én uw meerjarenbegroting.
Creative Commons Licentie Deze bijdrage is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken 2.0 België licentie

Bron: De Wereld Morgen